
de Secretarisvogel schreef met Franjepoten
laat die vogelvrij
de Kwikstaart Papagaaide snel Hop Hop
de Draaihals Kraaide Tureluurs stop stop
en de Winterkoning zei
dit is met algemene snavels aangenomen
waarop de Koereiger euforisch loeide
de Kwak in extase knoeide
en massaal gefluit klonk uit de bomen
moet je eens Hoornvogels, roerde de Roerdomp aan
ik vind het niet Slechtvalk, laten we aan tafel gaan
aan Tafeleend, zei de Scharrelende Kokmeeuw
om en om, dus jongen meisje, jongen meisje
Oehoe, snap je Snip, vroeg de Waterspreeuw
Kauwend op een sauSijsje
gesnaveld werd er aan de dis, ze zaten husje Musje
de Monniksgier at, het Nonnetje bad
de Kerkuil braakte en de Frater vrat
het Paapje deed een slaapje, de Grutto deed een dutje
de Pimpelmees die zat er, en zei ‘k heb zo’n Plevier
ze zetten zo de Tapuit, zei de dronken Lammergier
Fuut blies de Fluiter, jullie hebben genoeg gehad
drink maar uit de Kraanvogels, water is er zat
doe niet zo Rotgans, zei de Kemphaan, ik heb reuze dorst
ik geef je een Klapekster en Trap je op je borst
’n Vlaamse Gaai, de Burgemeester Jan van Gent
was in taalstrijd met een Wielewaal, uitslag onbekend
de Casarca gaf een Bokje, verRoest Gans zei de Kroet
au riep de Krakeend, de Matkop raakt mijn snoet
‘t is kinderlijk eenvoudig, bracht de Ooievaar naar voren
het gefladder verstomde, want een ieder Wouw het horen
het nest is leeg, zei de Reiger onbewogen
de zwerm zag en zweeg, de vogel was gevlogen !
